Natuurbeleving
Natuurbeleving is een boeiend fenomeen, waar al sinds de jaren 1970 wetenschappelijk onderzoek naar wordt gedaan. Op deze pagina vind je een overzicht van de belangrijkste bevindingen, met verwijzingen naar zowel mijn eigen onderzoek, als onderzoek van anderen.
Eén van de eerste bevindingen uit het onderzoek naar natuurbeleving was dat natuurlijke omgevingen zeer positieve reacties in mensen oproepen, en veel hoger worden gewaardeerd dan stedelijke omgevingen. Deze liefde voor natuur wordt ook wel aangeduid met de term 'biofilia' (Engels: 'biophilia'). Volgens de biophilia-hypothese, ontwikkeld door E.O. Wilson, is de liefde van mensen voor natuur het resultaat van een biologisch evolutieproces, dat zich grotendeels heeft voltrokken in de tijd dat onze voorouders in de Oostafrikaanse savanne leefden. Deze hypothese wordt ondersteund door onderzoek waaruit blijkt dat mensen een sterke voorkeur hebben voor half-open, savanne-achtige landschappen die zowel de mogelijkheid bieden om te schuilen als om te verkennen. Het artikel
De charme van de savanne gaat dieper in op deze voorkeur voor savanne-achtige omgevingen.
De veronderstelling dat landschaps-voorkeuren evolutionair bepaald zijn is zeker niet onomstreden (zie bijvoorbeeld het artikel
Is love for green in our genes? ). Toch lijken er er al met al sterke aanwijzingen te zijn dat mensen een aangeboren voorliefde hebben voor natuur, en dan met name voor bepaalde natuurlijke vormen en landschapsconfiguraties die een hoge overlevingswaarde hebben. De Vlaamse filosoof Yannick Joye vindt het dan ook zorgelijk dat er in moderne stedelijke omgevingen steeds minder mogelijkheden zijn tot contact met de natuur. Hij pleit er in zijn proefschrift daarom voor om meer gebruik te maken van natuur in het ontwerp van gebouwen en stedelijke omgevingen. Klik
hier voor een samenvatting van het proefschrift
Los van de vraag of de liefde voor natuur al dan niet is aangeboren, blijft het een empirisch feit dat er sterke overeenkomsten in landschapsvoorkeuren zijn. Het Planbureau voor de leefomgeving heeft deze kennis gebruikt voor het ontwikkelen van het
BelevingsGIS , een model voor het voorspellen van de schoonheid van het Nederlandse landschap.
Er zijn ook verschillen in landschapsvoorkeuren. Deze verschillen heb ik onderzocht in mijn
proefschrift uit 1999. De belangrijkste conclusie is dat sommige mensen de voorkeur geven aan ruige natuur, terwijl anderen meer van verzorgde natuur houden. Deze verschillen hangen samen met persoonskenmerken, zoals opleidingsniveau en
behoefte aan structuur . Een overzicht van de belangrijkste individuele verschillen in voorkeuren voor ruige en verzorgde natuur is te vinden in het artikel
New wilderness in The Netherlands .
Na mijn promotieonderzoek heb ik samen met
Sander Koole het mysterie van verschillen in voorkeuren voor ruige en verzorgde natuur verder ontrafeld. Het resultaat hiervan is te lezen in het artikel
Lost in the wilderness uit 2005. Kort samengevat komen onze bevindingen er op neer dat mensen die van ruige natuur houden beter zijn in het onderdrukken van de negatieve betekenissen van ruige natuur, zoals dood en verderf, waardoor ze meer kunnen genieten van al het positieve dat ruige natuur te bieden heeft. Zie het hoofdstuk
Ambivalence towards nature and natural landscapes uit 2012 voor een samenvatting van deze theorie. Een
onderzoek onder volkstuinders laat zien dat individuele verschillen in voorkeuren voor ruige en verzorgde natuur ook van toepassing zijn op (volks)tuinen.
Er is in Nederland al enige tijd een discussie aan de gang over hoe we onze bossen het beste kunnen beheren. Terreinbeheerders voeren samen met overheden en burgers
debatten over de zin en onzin van houtkap en het al dan niet laten liggen van dode bomen en rottende kadavers. In het artikel
Weelderig of wild: de invloed van beheersmaatregelen op bossen bespreek ik inzichten uit belevingsonderzoek die terreinbeheerders kunnen benutten om greep te krijgen op vragen over bosbeheer.
In 2002 hebben we de belevingswaarde van parken en bossen die beplant zijn volgens de integrale beplantingsmethode vergeleken met die van parken en bossen die op traditionele wijze zijn aangelegd. Belangrijkste resultaat van dit
onderzoek was dat de integrale beplantingsmethode in de ogen van het publiek niet zozeer leidt tot mooiere, maar wel tot veiliger bossen en parken.
Jeugdervaringen in de natuur vormen vaak een levenslange bron van inspiratie. Kinderen vormen dan ook een belangrijke doelgroep in het belevingsonderzoek. Maar welke ervaringen blijven nou het meest bij? Antwoorden op deze vraag vind je in de quick-scan verkenning van Alterra over
topervaringen met de natuur . Hoe belangrijk jeugdervaringen in de natuur kunnen zijn kun je ook lezen in het rapport over effecten van
50 jaar WoesteLand natuurbeschermingskampen .
Meer informatie over onderzoek naar kinderen en natuur is te vinden op de pagina
kind en natuur op deze website.
Natuur is niet alleen maar mooi; natuur kan ook eng en bedreigend zijn. Wie wel eens verdwaald is in een bos of oog in oog heeft gestaan met het rottende kadaver van een
dood dier weet wel wat ik bedoel. Veel mensen schamen zich voor hun natuurangst en doen er lacherig over. Daardoor blijft angst voor natuur vaak verborgen. In opdracht van het Innovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster heb ik een
essay geschreven over de verborgen angst voor natuur en de mogelijke implicaties hiervan voor beleid en samenleving. Het essay is besproken in een
artikel in de regionale dagbladen.
Samen met Marlien ter Heijne heb ik enkele wetenschappelijke studies gedaan naar angstige ervaringen van mensen in de natuur. Deze studies zijn gepubliceerd in het tijdschrift
Landschap en
the Journal of Environmental Psychology . In deze publicaties komen ook de meer spirituele ervaringen die mensen juist in enge natuur kunnen hebben aan de orde. In een artikel in
Onverwacht Nederland , het magazine van Staatsbosbeheer, worden de resultaten van de studies samengevat. De belangrijkste boodschap is dat angst voor natuur ook op een positieve manier kan worden ingezet in het natuurbeleid, door mensen te stimuleren om de confrontatie met hun diepgewortelde natuurangst te overwinnen. Dit kan echter alleen wanneer mensen voldoende kennis en vaardigheden hebben om op een verstandige manier om te gaan met natuurrisico's.
Natuurbeleving in de provincie |
Het natuurbeleid in Nederland is sinds 2007 gedecentraliseerd en onder bestuursverantwoordelijkheid van provincies gekomen. In opdracht van de provincies
Noord-Brabant (2012) en
Limburg (2015) heb ik publieksenquês uitgevoerd onder representatieve steekproeven uit de bevolking ter onderbouwing van de provinciale natuurvisies. Ook adviseer ik de provincie
Overijssel bij de ontwikkeling van hun natuurvisie.
Kennis over natuurbeleving biedt ook aanknopingspunten voor ontwerp en inrichting van de bebouwde omgeving. Samen met Prof. Anne Beer uit Sheffield en Dr Ronald Hamel van de Universiteit van Amsterdam heb ik een
analyse gemaakt van leefbaarheidsaspecten van het stationsgebied in Utrecht in het kader van de uitvoering van het Masterplan voor dit gebied (zie ook het
artikel in het tijdschrift Groen). Verder heb ik voor een masterclass over groen-grijze knooppunten een
advies geschreven over het ontwerpen van snelwegen op basis van de beleving van de automobilist.